PLUIMVEELOKET

KAN EEN OPZETSTUK OP EEN LADE VAN EEN VANGCONTAINER HET LAADPROCES BIJ LEGHENNEN VERBETEREN?

Opzet-prototypes uitgetest in pilootstudie


Op het einde van hun productieve fase worden commerciële leghennen gevangen en geladen in kratten of containers om zo richting slachthuis te gaan. Een goed design van deze transportmiddelen is belangrijk voor de laad-efficiëntie, voor een miniem aantal beklemde lichaamsdelen van de hennen, en voor zo weinig mogelijk ontsnappingen van de hennen tijdens het laden. In deze pilootstudie werden twee prototypes opzetstukken ontworpen en getest die makkelijk op en van een lade gemonteerd, resp. verwijderd, kunnen worden. Een van de prototypes werd alvast gesmaakt door een professionele vangploeg die interesse vertoonde in een verdere optimalisatie voor mogelijks effectief gebruik in de praktijk.

Doel pilootstudie

De verzamelkratten of -containers die gebruikt worden tijdens het vangen en laden, zijn zodanig ontwikkeld dat ze makkelijk gevuld kunnen worden met zo weinig mogelijk nadelige gevolgen voor dier en vanger. Toch komt het nog steeds soms voor dat dieren geklemd raken met bepaalde lichaamsdelen zoals kop, poten of vleugels. Dit is niet alleen pijnlijk voor het dier maar kan ook voor afkeuringen zorgen in het slachthuis. In deze pilootstudie, gefinancierd door UFAW (Universities Federation for Animal Welfare), ontwikkelde ILVO i.s.m. UGent (faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur) twee (makkelijk verplaatsbare) opzetstukken die op een lade van een vangcontainer geplaatst kunnen worden. Het effect ervan op o.a. het welzijn van de leghen, het gebruiksgemak en de laadefficiëntie werd in deze kleinschalige studie op vijf leghennenbedrijven bepaald. Bijkomend werd de vangploeg bevraagd naar hun mening rond het gebruiksgemak van beide prototypes en het welzijn van de leghennen, in vergelijking met een gewone standaardcontainer.

Voorwaarden prototypes

Om te weten wat de vereisten moeten zijn voor de prototypes werden leghennenhouders, leghennenvangers, één transporteur en één slachthuisverantwoordelijke/uitbater bevraagd. Voor de dieren is het uiteraard belangrijk het aantal beklemmingen, schade door laden en DOA’s (death on arrival) te reduceren. Voor de vangers moet het gebruiksgemak behouden blijven of verbeteren, bvb. door de lades niet altijd open en toe te moeten schuiven, of door het aantal ontsnappingen van de hennen tijdens het laden tot een minimum te beperken. Verder moeten de prototypes compatibel zijn met de huidige vang- en laadsystemen zodat het proces in het slachthuis niet aan efficiëntie moet inboeten. Een volledig nieuwe container of krat is dan ook niet gewenst. Tot slot moet het materiaal waaruit de prototypes vervaardigd worden makkelijk te reinigen zijn en moeten onderdelen makkelijk vervangen kunnen worden.

Prototype 1

Fig.1: Prototype 1 bestaat uit 6 poly-ethyleenflappen die aan een aluminium buis zijn vastgemaakt. De constructie wordt met magneten bevestigd aan het metalen frame van de container. Doordat de flappen maar in 1 richting kunnen bewegen, kunnen de hennen er niet uit en kan de schuif geleidelijk gesloten worden.

 

Opzet-prototypes

Dit leidde tot de ontwikkeling van twee prototypes die makkelijk op een open (lege) lade van een container geplaatst kunnen worden, en er makkelijk afgehaald kunnen worden eens de lade vol is. Bij het openen van de volgende lade kunnen de opzetstukken opnieuw vlot op de lege lade geplaatst worden en kan het vullen van deze nieuwe lade starten.

Beschrijving prototypes

Prototype 1 (P1) weegt 3,4 kg en bestaat uit 6 poly-ethyleenflappen die op een aluminium buis zijn vastgemaakt (fig.1). De flappen kunnen enkel naar binnen geduwd worden (om leghennen in de lade te stoppen) waardoor de leghennen niet meer kunnen ontsnappen. P1 wordt bevestigd met magneten op het metalen frame van de container. De lade kan dan in- en uitgeschoven worden, maar het prototype blijft vast aan de container. Zo kunnen de vangers de eerste hennen volledig achteraan in de lade stoppen en de lade dan stelselmatig meer toeschuiven tot ze volledig gevuld is.

Prototype 2 (P2) weegt 3,7 kg, bestaat uit 4 poly-ethyleenflappen en wordt horizontaal aan de bovenkant van de lade geplaatst met aluminium haken (fig.2). De flappen zijn flexibel genoeg om de dieren erin te stoppen, maar ook hier wordt verhinderd dat de dieren er terug uit kunnen. Eens de lade volledig gevuld is, wordt het opzetstuk van de lade genomen en wordt de lade toegeschoven.

Prototype 2

Fig.2: Prototype 2 bestaat uit 4 poly-ethyleenflappen en wordt horizontaal op de bovenkant van de lade geplaatst met aluminium haken. De vangploegen vonden dit prototype niet zo handig en merkten vooral moeilijkheden bij het in de lade brengen van de laatste leghennen.

 

Test op praktijkbedrijven

In deze pilootstudie werden de twee prototypes en de gewone standaardcontainer gebruikt tijdens het vang- en laadproces op vijf commerciële leghennenbedrijven (gemiddelde leeftijd hennen: 86 weken; ras Isa Brown). De dieren werden aan de poten gevangen. Zowel professionele als niet-professionele vangteams namen deel aan deze studie. Zij konden ook eerst even oefenen met de prototypes. Per bedrijf werden 800 dieren geladen met P1, 800 met P2 en 800 met de standaardcontainer. P2 werd echter na drie rondes door de vangers als niet handig beschouwd en werd bij de laatste twee bedrijven niet meer gebruikt. Zowel in de stal als in het slachthuis werden parameters gescoord en enquêtes werden afgenomen bij de vangploeg.

Resultaten

Er werden geen significante verschillen teruggevonden voor wat het aantal beklemde lichaamsdelen of ontsnappingen betreft tussen P1, P2 en de standaardcontainer. Verder was er geen significant verschil in laadefficiëntie tussen P1 en de standaardcontainer, en had de standaardcontainer een betere laadefficiëntie dan P2. In het slachthuis werden significant minder blauwe plekken gedetecteerd op de borst bij P1 t.o.v. de standaardcontainer (0,53% t.o.v. 0,94%). Het aantal verwondingen in deze studie lag algemeen vrij laag, mogelijks door de aanwezigheid van externe observanten tijdens het proces. Het aantal DOA’s verschilde niet tussen de drie behandelingsgroepen.

Mening vangers

De vangers vonden P2 het minst makkelijk in gebruik en deze gaf volgens hen meer onrust bij de hennen. Ze gaven aan dat het moeilijk was om de laatste leghennen in de lade te krijgen omdat de flappen naar beneden moesten worden geduwd wat extra plaats innam. Algemeen hadden de vangers (zowel professionele als niet-professionele samen) geen voorkeur tussen P1 of de standaardcontainer. Wel kreeg de standaardcontainer van drie vangers een zeer lage score (<25%) voor zowel gebruiksgemak als rust bij de hennen, terwijl P1 nérgens lager dan 50% scoorde. Wanneer enkel de professionele vangers werden bekeken, werd een trend tot voorkeur voor P1 waargenomen. Ze haalden aan dat de hennen makkelijk tot achteraan in de lade gestopt konden worden en de flappen de hennen ervan weerhielden om terug naar voor te komen.

Besluit

P2 vertoonde duidelijk niet de gewenste effecten. Bij P1 werd een kleine verbetering vastgesteld in aantal blauwe plekken op de borst en er werd bij de professionele vangers een trend gezien tot voorkeur voor dit prototype, gebaseerd op gebruiksgemak en rust bij de dieren. Meer testen op grotere schaal zouden waardevolle inzichten kunnen bieden in de effectiviteit van dit prototype. Een professionele vangfirma vertoonde alvast interesse om dit prototype verder te optimaliseren voor mogelijks gebruik in de praktijk.

Auteurs: Femke Delanglez (UGent/ILVO) - Karolien Langendries (Pluimveeloket) - Anneleen Watteyn & Frank Tuyttens (ILVO) - Gunther Antonissen & Jan Detand (UGent)
Publicatiedatum: maart 2025

UFAW