PLUIMVEELOKET

WELK EFFECT HEEFT HET VOEDEREN VAN INSECTEN AAN PLUIMVEE?

 

Zeer veel variabele factoren om mee rekening te houden!

 

Uit het artikel rond de samenstelling van insecten blijkt dat deze wel eens een veelbelovende alternatieve eiwitbron zouden kunnen vormen voor pluimvee. Maar wat is er al geweten rond het inmengen van insecten bij pluimvee? Heeft dit een positief, of eerder een negatief effect op productieparameters of eikwaliteit? Of werd er helemaal geen verschil gedetecteerd? In dit artikel kan u enkele bevindingen uit studies met pluimvee lezen. 

Grote verschillen

De effecten die naar voor komen in de studies zijn soms zeer uiteenlopend waardoor het moeilijk is om eenduidige conclusies te trekken omtrent het inmengen van insecten in pluimveevoeding. Zoals aangegeven in het artikel rond de nutritionele samenstelling van insecten, kunnen hierin grote verschillen zijn tussen insecten maar ook binnen eenzelfde insectensoort. Deze samenstelling is immers afhankelijk van het levensstadium waarin het insect zich bevindt alsook van het voedingssubstraat waarop de insecten gekweekt werden. In de studies worden ook vaak andere vleeskuiken- of leghennenrassen gebruikt, met een verschillende leeftijd, in een ander huisvestingssysteem, etc. Dit kan allemaal een bijkomende invloed hebben op het uiteindelijke eindresultaat. 

Wetgevend kader

De manier waarop de insecten worden gevoederd aan pluimvee, kan ook verschillend zijn in de studies. Soms worden levende insecten verstrekt, maar soms gaat het ook over het toedienen van (al dan niet geheel/gedeeltelijk ontvet) insectenmeel. Het toedienen van eiwitmeel is tot op heden nog niet toegelaten in de praktijk. Op dit moment mogen enkel levende insecten gevoerd worden aan pluimvee, maar dode insecten moeten eerst nog door een erkende (Belgische) verwerker verwerkt worden. De daaruit voortkomende vetten mogen dan weer wel ingemengd worden in pluimveevoeding, maar de eiwitmelen of de gehele verwerkte insecten mogen tot op vandaag enkel nog maar gebruikt worden voor gezelschaps- en pelsdieren, in de aquacultuur of als lokaas. Mogelijks komt hierin wel (snel) verandering. 

Leghennen

In een studie van Star et al. uit 2020 werd een traditioneel controlevoer gegeven met sojaschroot en werd een proefvoeder samengesteld zonder sojaschroot, maar met een aanvulling van ongeveer 12 gram levende larven van de zwarte soldatenvlieg per hen per dag (ca. 10% van hun dagelijkse voederinname). De proef werd uitgevoerd bij iets oudere Dekalb White-leghennen (67-78 weken). Beide groepen hadden een gelijkaardige voederconversie, groei en ook de legparameters waren gelijkaardig. Er was geen verschil te zien in legpercentage en eigewicht en ook niet in eikwaliteitsparameters (waaronder schaalsterkte en Haugh Unit). 

Beter verenkleed bij levende insecten

Wel bleken de kippen, die de levende larven kregen, minder last te hebben van pikkerij. Ondanks het feit dat deze groep met een iets slechter verenkleed aan de proef begonnen was, kregen ze op het einde van de proef een merkelijk betere vederscore dan de controlegroep. Verondersteld wordt dat de larvengroep meer bezig was met het zoeken (en pikken) naar de levende insecten, dan dat ze overgingen op schadelijk pikgedrag naar hun soortgenoten toe. 

levende insecten verstrekking ILVO

In de vrije uitloop van het ILVO worden momenteel als proef ook levende insecten gevoederd aan de kippen. De larven van de zwarte soldatenvlieg worden via dit toestel verstrekt aan de kippen

Minder schuimcapaciteit en brozere eieren

In een andere studie van Secci et al. (2020) werd gebruik gemaakt van een gedeeltelijk ontvet meel van zwarte soldatenvlieg. Hy-Line Brown hennen van 27 tot 35 weken oud werden ingedeeld in 3 groepen: de ene kreeg een controlevoeder met de traditionele eiwitbronnen; de 2 andere groepen kregen een proefvoeder waarin resp. 25% of 50% van de plantaardige eiwitbronnen vervangen werd door het zwarte soldatenvlieg-meel. Ei- en dooiergewicht steeg significant bij beide insectengroepen, maar de schuimcapaciteit van het eiwit nam wel sterk af in diezelfde groepen. De schuimcapaciteit is een maat voor het gemak waarmee het eiwit stijf wordt door het op te kloppen. Het feit dat deze capaciteit afneemt bij het meer inmengen van insectenmeel, is dus een ongewenst effect. Bovendien was bij de groep met 50% vervanging van de traditionele eiwitbronnen ook een sterke reductie te zien in de schaaldikte waardoor men meer breekbare eieren bekwam. 

Vleeskuikens

In de studie van Khan et al. (2017) werd aan eendagskuikens (Ross 308) gedurende 5 weken een traditioneel voeder gegeven (met sojaschroot) en daarnaast ook een proefvoeder waarbij het sojaschroot volledig vervangen werd door meelwormen-meel. De meelwormengroep had een significant lagere voederopname en een betere groei, waardoor dus een significant betere voederconversie bekomen werd voor die groep. Een mogelijke verklaring kan zijn dat het eiwit in het insectenmeel beter verteerbaar was waardoor het voeder efficiënter werd omgezet. Er werd geen verschil gevonden in geur en smaak van het vlees, maar wel in de malsheid en de sappigheid. Deze bleken hoger te zijn in de insectengroep, mogelijks door het hogere vetpercentage dat teruggevonden werd in het vlees van die groep.

Variërende resultaten

Benzertiha et al. (2020) voerden niet-ontvet meelwormmeel aan vleeskuikens. Uit hun studie bleek dat het inmengen van kleine hoeveelheden (0,2% - 0,3%) van niet-ontvet meelwormmeel aan het voeder van vleeskuikens kan leiden tot een betere groeiprestatie. Biasato et al. (2017) vonden dan weer verbeterde groeiprestaties in hun ene studie (bij toevoegen van 5 tot 15% van meelwormmeel), maar in een andere studie in 2016 (met 5 tot 10% toevoeging van meelwormen) werden geen effecten waargenomen op de prestaties. Ook hier werd nogmaals gezegd dat het moeilijk is om verschillende studies te vergelijken omwille van de verschillende nutritionele waarde van de insecten (ook binnen insecten). Bijkomend kan ook de verwerking van de insecten en de manier waarop ze worden gevoederd aan het pluimvee aanleiding geven tot uiteenlopende resultaten. 

Samenvatting

Momenteel lijkt het erop dat er geen noemenswaardige problemen opduiken wanneer kleine hoeveelheden van insecten ingemengd worden in pluimveevoeding. Verder onderzoek moet uitgevoerd worden naar de meest optimale manier van toediening aan pluimvee en naar de maximale inmengingspercentages zonder negatieve gevolgen op productie of eikwaliteit. Verder zal het vooral van belang zijn dat de kwaliteit van de insecten steeds dezelfde is (zie artikel nutritionele samenstelling van de insecten) zodat een constante voederkwaliteit kan verstrekt worden aan het pluimvee. Niet onbelangrijk zal ook de kostprijs zijn in dit hele verhaal. Op termijn zal de productieprijs van insecten moeten kunnen concurreren met deze van soja om de omschakeling verder te bevorderen.

Tekst: Karolien Langendries (PLUIMVEELOKET) - Evelyne Delezie (ILVO) _ Publicatiedatum: juni 2021