PLUIMVEELOKET

ONTSTEKING VAN HET LEGAPPARAAT SPECIFIEK ZIEKTEBEELD VAN H3N1

Kunnen we ons beter wapenen tegen AI-uitbraken in de toekomst?  

 

Op 26 juni organiseerde de Belgische afdeling van WVPA (World Veterinary Poultry Association) een studienamiddag rond vogelgriep (AI) in Merelbeke. De Belgische pluimveesector houdt zijn hart nog steeds vast voor het H3N1-virus, dus het gekozen onderwerp was zeer actueel. Er kwamen verschillende sprekers aan bod. Hieronder kan u een samenvatting lezen.

Opbouw AI-virus

Een eerste lezing werd gegeven door prof. Van Reeth (UGent). Zij gaf een korte geschiedenis van verschillende influenza-virussen bij mensen, varkens en vogels. Een (aviair) influenzavirus bestaat steeds uit een combinatie van Hemagglutinine (H1 tot H16) en Neuraminidase (N1 tot N9). Dit zijn eiwitten aanwezig op het oppervlak van het virus. Momenteel circuleert in België de combinatie H3N1 bij pluimvee.

Verschil laag- en hoogpathogeen

Om een cel binnen te kunnen dringen moet er een eiwit van het virus geknipt worden. Dit gebeurt door enzymes die geproduceerd worden in gastheercellen. In darm- en luchtwegweefsel zijn er gastheercellen aanwezig die zowel laagpathogene (LP) als hoogpathogene (HP)-stammen kunnen knippen. In andere organen komen gastheercellen voor die alleen de HP-stammen kunnen knippen.

LP-stammen kunnen dus niet in andere organen vermenigvuldigen dan darm- en ademhalingsstelsel, HP-stammen kunnen wél in alle organen vermenigvuldigen wat het verschil in ziekmakend karakter verklaart. Soms kan LP evolueren/muteren naar HP. Trekvogels kunnen bvb. LP-virus overbrengen waar ze zelf niet ziek van zijn. Kippen met vrije uitloop kunnen dit virus makkelijk opnemen waarbij het kan muteren naar HP, met zeer ernstige gevolgen voor het commerciële pluimvee.

Eerste diagnose

De tweede spreker was dierenarts Maarten De Gussem (Degudap). Hij overliep de verspreiding van het virus. Bij het eerste bedrijf was er aanvankelijk een lichte sterfte en werd door de overheid aangegeven dat het om een LP AI-virus ging en er dus geen maatregelen genomen konden worden. De sterfte kon ook toegeschreven worden aan de aanwezigheid van enkele andere factoren, zoals IB of Pasteurella.

Maar plots was er een zeer grote sterfte (tot meer dan 1000 dieren per dag) en een zeer sterke daling in de eiproductie (tot 100% daling). Uit de autopsie bleken de eileiders en ovaria ontstoken te zijn. Aangezien het een LP AI-virus betrof, werd gezocht naar een co-factor (ORT, IB,….)  omdat LP AI-stammen normaal enkel in het spijsverterings- of ademhalingsstelsel vermenigvuldigen. Het specifieke beeld van het ontstoken legapparaat blijkt dus wel bijzonder te zijn bij dit H3N1-virus.

ontstoken legapparaat

Het ontstoken legapparaat is een specifiek beeld voor de H3N1-infectie. De link met AI zonder co-factoren werd niet onmiddellijk gelegd gezien een laagpathogeen AI-virus enkel in spijsverterings- en ademhalingsstelsel vermenigvuldigt (beeld Degudap)

 

Verdere evolutie

Momenteel zijn zo’n 77 bedrijven besmet. Deze liggen hoofdzakelijk in West-Vlaanderen en het gaat vooral om leghennen- en vermeerderingsbedrijven. Al zijn er ook 6 gevallen bekend bij braadkippenbedrijven. Na de massale sterfte lijkt het alsof de dieren herstellen, maar hun leg komt (tot nog toe) niet meer goed. Maarten De Gussem haalde aan dat hij als dierenarts mensen niet kan adviseren om te ruimen alhoewel vanuit ethisch oogpunt dit wel zou moeten. Daarenboven blijven de zieke dieren het virus uitscheiden (tot een paar weken na de eerste symptomen) en ook de omgeving blijft nog steeds besmet. Hij kloeg dan ook aan dat we als betrokkenen (overheden, sector en dierenartsen) beschaamd moesten zijn omdat we dit niet anders kunnen oplossen “terwijl we perfect weten hoe we het opgelost kunnen krijgen”.

Ziektebeeld

Mieke Steensels (Sciensano) herhaalde ook enkele klinische symptomen en vermeldde dat er sterftepercentages tot 60% bij moederdieren en tot 40% bij leghennen genoteerd werden.  Post-mortem werden ook puntbloedingen gezien op verschillende plaatsen in het lichaam (kliermaag, vetweefsel,…). Verder werd ook vaak conjunctivitis gezien (ontsteking van het hoornvlies) en het typische beeld van de ontstoken ovaria en eileiders dat doet denken aan een bacteriële infectie.

Immunosuppressie

Mieke Steensels concludeerde uit haar onderzoek dat er niet altijd een co-factor nodig is, maar dat er ook gedacht kan worden aan immunosuppressie door het AI-virus. Een besmetting met het virus kan als het ware zorgen voor een onderdrukking van het immuunsysteem, waardoor andere vaccinaties hun werk niet goed kunnen doen en er bijkomende infecties ontstaan.

 

leghennen

Eind juni waren al 77 bedrijven besmet met H3N1-vogelgriep, voornamelijk vermeerderings- en leghennenbedrijven en
hoofdzakelijk in West-Vlaanderen

Nederlands trauma in 2003

Tot slot deelde Nederlander Sjaak de Wit (Nederlandse Gezondheidsdienst voor Dieren) zijn ervaringen uit Nederland na de grote AI-uitbraak van 2003. In het voorjaar was toen een zeer grote uitbraak van het HP H7N7 in pluimveerijke Nederlandse gebieden. Er waren zo’n 30 miljoen dode (of geruimde) dieren te tellen, maar ook enkele honderden mensen raakten besmet en er stierf zelfs 1 dierenarts.

Niet voorbereid

Op het eerste besmette bedrijf werden geen symptomen gezien bij de vrije uitloop-hennen. Zij hadden het virus mogelijks opgepikt in LP toestand. Bij de scharrels op hetzelfde bedrijf was plots een grote sterfte te zien (>90% in 4 dagen) doordat hier het virus van LP naar HP gemuteerd was. Nederland wist op dat moment niet wat hen overkwam. Om het met de woorden van Sjaak de Wit te zeggen “Nederland was niet voorbereid. We wisten zelfs bijna niet wat ruimen was”. Deze uitbraak toont heel veel gelijkenissen met wat we nu in België meemaken, met het verschil dat het H5 of H7 AI betrof, en bij ons een H3.

Lessen getrokken

Na deze uitbraak heeft Nederland heel wat maatregelen genomen om zich beter voor te bereiden en te wapenen (in hoeverre dat mogelijk is) tegen een nieuwe AI-uitbraak. Ze hebben een monitoring- en surveillance-programma dat vergelijkbaar is met dat van België. Zo moeten pluimveehouders het melden aan hun dierenarts wanneer ze 2 dagen meer dan 5% reductie opmerken in voeder- of wateropname, of wanneer er 2 dagen zijn met meer dan 5% productiedaling. Ook een sterfte hoger dan 0,5% in 2 dagen moet gemeld worden. Alle bedrijven worden jaarlijks 1x gecontroleerd op antistoffen tegen AI. Voor uitloop- en bio-bedrijven moet dit elk kwartaal gebeuren en bij kalkoenen bij elk koppel.

Wie is gevoelig?

Sjaak de Wit haalde een studie aan van Bouwstra et al. (2017). Uit die studie kwam naar voren dat buitenbeloop leghennen (zowel bio als gewone vrije uitloop) 6 keer meer kans hebben om het virus op te pikken dan bvb. leghennen die binnen gehouden worden. Kalkoenen lopen 12x meer kans en eenden 40x meer kans. Bij deze laatste dieren is het niet zozeer de diersoort die belangrijk is, dan wel weer het houderijsysteem. Ook wanneer de stal dichtbij water staat, is er een grotere kans om insleep van het virus te krijgen. Eens de afstand 1 km groot is, neemt die kans sterk af.

Draaiboeken sinds 2003

Sinds 2003 is er in Nederland continue aandacht voor AI, zowel door de bedrijven als door de overheid. 2003 heeft hen echt wakker geschud. Nederland heeft natuurlijk ook veel water en bijgevolg veel wilde watervogels, waardoor zij ook een grote kans hebben op een AI-insleep. Er wordt ook vaak praktijkgericht onderzoek gedaan en werkgroepen worden georganiseerd. Alle behandelingen worden gemeld in een nationale database. En wat ook héél belangrijk is: sinds 2003 liggen er draaiboeken klaar rond wat gedaan moet worden in geval van een AI-uitbraak. En daarbij gaat het niet enkel om H5- of H7-virussen.

Besluit

Het is nog steeds niet helemaal duidelijk hoe het H3N1-virus zich verspreidt in de pluimveesector. Wel is duidelijk dat het beeld van de ontstoken ovaria en eileiders zeer typerend is voor deze infectie. Een spectaculaire daling in de leg wordt op zeer veel bedrijven gezien, en ook de sterfte is zeer groot. Tot nog toe is er een Europees principeakkoord, maar concrete uitwerking of financiering is nog zeer onduidelijk waardoor een onmiddellijke ruiming nog niet wordt uitgevoerd.  

Tekst: Karolien Langendries (Pluimveeloket) - juli 2019