PLUIMVEELOKET

VLEESKIPPEN TRAPPELEN TER PLAATSE QUA ANTIBIOTICAGEBRUIK

 

Net voor het coronavirus België in zijn macht kreeg, organiseerde AMCRA (kenniscentrum voor antibiotica(AB)-gebruik en -resistentie bij dieren) samen met het FAVV, het FAGG en het Vlaamse departement Landbouw & Visserij een roadshow voor pluimveehouders en hun dierenartsen. Tijdens deze studiemiddag werd het belang van een doordacht AB-gebruik bij dieren benadrukt. Het gebruik van AB leidt immers tot AB-resistentie. Daar waar de andere diersectoren een tandje bijsteken, bleek uit de presentaties dat de vleeskippensector wat ter plaatse blijft trappelen.

Wetenschappers zijn unaniem: AB-gebruik resulteert in resistente bacteriën. Dat kan een gevaar betekenen voor dier- en volksgezondheid aangezien de mogelijkheden om infecties te behandelen op die manier beperkt worden en – in extreme maar toenemende gevallen – zelfs helemaal kunnen verdwijnen. AB moeten dus algemeen doordacht ingezet worden. Sinds enkele jaren wordt er zelfs gevraagd om de meest kritisch belangrijke AB (door AMCRA de rode AB genoemd) enkel in heel uitzonderlijke gevallen te gebruiken.

Multiresistente bacteriën

Fig.1 toont het percentage multiresistente E. coli bacteriën bij gezonde vleeskippen, vleeskalveren, jong vleesvee en varkens. Multiresistent wil zeggen dat deze bacteriën niet meer gevoelig zijn voor 3 of meer verschillende AB-klassen. Na een lichte daling in het voorkomen van multiresistente bacteriën bij vleeskippen tussen 2015 en 2017, was er opnieuw een lichte stijging in 2018. Er worden ook opmerkelijk meer multiresistente bacteriën teruggevonden bij vleeskippen in vergelijking met de andere genoemde landbouwhuisdieren. Dit kan volgens Bénédicte Callens (AMCRA) door hoofdzakelijk twee factoren verklaard worden: “Enerzijds zijn vleeskippen, in vergelijking met de andere diersoorten, het jongst op het moment van bemonstering. Dieren krijgen het meest AB toegediend in het vroege deel van hun leven. Dit weerspiegelt zich duidelijk in de hogere resistentiecijfers. Anderzijds is dit een gevolg van een (te) hoog AB-gebruik bij vleeskippen”.

multiresistente E.coli

Fig.1: Verworven multiresistentie bij E. coli van verschillende diersoorten tussen 2011 en 2018. "De hoogste aantallen zijn terug te vinden bij vleeskippen. Enerzijds door hun jonge leeftijd, anderzijds door het hoge AB-gebruik in de vleeskuikensector", aldus AMCRA

 

Benchmarkrapport

Het ingeven van het AB-gebruik in het nationale datacollectiesysteem Sanitel-Med is sinds februari 2017 verplicht voor houders van varkens, braadkippen, leghennen en vleeskalveren. De dierenarts registreert er toedieningen, verschaffingen en voorschriften van AB en zinkoxide; de veehouder controleert deze ingevoerde gegevens (uiterlijk elke 3 maand). Naast het nationale datacollectiesysteem is ook het private systeem “AB-register” operationeel, wat verplicht gebruikt wordt door pluimveehouders aangesloten bij het Belplume-lastenboek. De gegevens worden verwerkt tot individuele “benchmarkrapporten” voor elke pluimveehouder.

BD100

Om te kunnen “benchmarken” (dit is het vergelijken van het AB-gebruik tussen veehouders binnen een eigen diersoort of tussen verschillende diersoorten) is het belangrijk om met dezelfde maten en gewichten te werken. Daarom werd de indicator “BD100” ontwikkeld. De BD100 staat voor het aantal behandeldagen op 100 dagen. Anders gezegd: het percentage tijd dat een dier behandeld werd met AB ten opzichte van de tijd dat het dier aanwezig was op het bedrijf. Voor de berekening van deze BD100 baseert men zich op de hoeveelheid toegediende AB, het gewicht van het dier op moment van behandeling, de voorgeschreven dosis van het gebruikte AB en op het aantal dieren aanwezig op het bedrijf. Door deze aanpak is het gerechtvaardigd om veehouderijen met een verschillende bedrijfsgrootte met elkaar te vergelijken.

Universele inhoud

Een benchmarkrapport is gelijkaardig opgesteld voor alle diersoorten. De pluimveehouder ziet in zijn rapport eerst zijn gebruik uitgesplitst per maand (of per ronde in het geval van Belplume-benchmarkrapporten) van de voorbije rapporteringsperiode van een jaar. Dit laat de pluimveehouder toe zijn benchmarkresultaat, dat gebaseerd is op het gebruik in het volledige jaar, beter te begrijpen; bvb. indien er een verband is met een bepaalde gebeurtenis zoals een ziekte-uitbraak op zijn bedrijf in een bepaalde maand. Daarna volgt het effectieve benchmarkresultaat, bepaald als de gemiddelde BD100 van het voorbije jaar. Tot slot wordt een evolutiefiguur getoond waarin de gemiddelde BD100-waarden van opeenvolgende rapporteringsperiodes naast elkaar worden gezet (Fig.2): dit maakt duidelijk of het AB-gebruik op het bedrijf in stijgende dan wel dalende lijn gaat.

evolutie BD100

Fig.2: Uittreksel van een periodiek benchmarkrapport van een pluimveehouder. Via zijn gemiddelde BD100 (=aantal behandeldagen op 100 dagen; grijze lijn), kan hij de evolutie van zijn gemiddeld AB-gebruik op het bedrijf doorheen de tijd volgen. Groen = mediaan (50% van de bedrijven heeft BD100 eronder en 50% erboven); rood = 90ste percentiel (10% van de pluimveebedrijven zit hierboven)

 

Soort gebruiker

Naast de gemiddelde BD100-waarde worden ook twee referentiewaarden geplaatst in die evolutiefiguur (Fig.2). De onderste (groene) grenswaarde is de mediaan: 50% van de pluimvee-inrichtingen heeft een gemiddelde BD100 die lager ligt dan die groene waarde en 50% heeft een BD100 die hoger ligt. De bovenste (rode) grenswaarde is het 90ste percentiel. Tien procent van de inrichtingen heeft een gemiddelde BD100 die hoger ligt dan deze waarde. Deze bevinden zich in de rode zone (grootgebruiker). Tussen de mediaan en het 90ste percentiel is de gele zone (aandachtgebruiker); onder de mediaan is de groene zone (laaggebruiker). Uit deze figuur is dus ook duidelijk waar de pluimveehouder zich met zijn AB-gebruik bevindt (groene zone voor pluimveehouder in fig.2). 

Vleeskalveren, varkens en braadkippen grootste verbruikers

In fig.3 wordt de verdeling van het AB-gebruik (uitgedrukt in BD100) per diersoort weergegeven voor 2018. De dierlijke sectoren met het grootste AB-gebruik zijn de vleeskalversector, gevolgd door de gespeende biggen en de braadkippen. Er is ook veel variatie in AB-gebruik tussen bedrijven van één diersoort- of categorie. Dit geeft aan dat er mogelijkheden bestaan voor bedrijven met een gemiddeld hoger gebruik om (veel) minder AB te gaan gebruiken.

overzicht ABgebruik

Fig.3: Overzicht van het AB-gebruik (in BD100) per diersoort en -categorie, gebaseerd op meldingen van het AB-gebruik in Sanitel-Med in 2018 (weergegeven cijfers is mediaan per diersoort). Grootste AB-gebruikers zijn de vleeskalversector, gevolgd door de gespeende biggen en de vleeskippen

 

Vleeskippensector status quo

In fig.4 wordt de evolutie weergegeven van de hoeveelheid AB (uitgedrukt in ton) die per diersoort wordt gebruikt in verschillende rapporteringsperiodes. De totale hoeveelheid gebruikte AB gaat in dalende lijn. Dit is zeker mede dankzij een gedaald gebruik in de varkens- en vleeskalversector. De vleeskippensector blijft echter ter plaatse trappelen: het AB-gebruik in de periode oktober ’18 - september ’19 is niet meer gedaald ten opzichte van dezelfde periode één jaar eerder (oktober ’17 - september ’18). AMCRA vraagt de braadkippensector dan ook zich te bezinnen, een duidelijk signaal te geven dat het de sector menens is in de strijd tegen AB-resistentie en gecoördineerd aan de slag te gaan om een duurzame reductie te bewerkstelligen de komende jaren. Een verscherpte aandacht voor bioveiligheid als preventieve maatregel zou daar alvast kunnen toe bijdragen. De sector beroept zich voor de teleurstellende resultaten op het doorgeven van foutieve capaciteiten maar de getoonde vergelijking tussen de diersoorten staat daar los van, aldus AMCRA.

evolutie aantal ton AB

Fig.4: AB-gebruik (in ton) per diersoort in verschillende referentieperiodes. De totale hoeveelheid gebruikte AB daalt, mede door een gedaald gebruik in vleeskalver- en varkenssector. Het AB-gebruik in de vleeskippensector daalt niet verder. 

 

Besluit 

Er moet nog een tandje bijgestoken worden om het AB-gebruik bij dieren te doen afnemen. Alle dierlijke sectoren doen hun best, al blijkt uit de cijfers van Sanitel-Med dat voornamelijk de vleeskippensector ter plaatse blijft trappelen. Vaak wordt gewezen naar foutieve capaciteiten waarmee vroeger gewerkt werd, maar feit is dat alle sectoren, incl. de vleeskippensector, extra hun best zullen moeten doen om minder AB te gebruiken. Het strikt naleven van de bioveiligheidsvoorschriften op het bedrijf en enkel AB gebruiken indien écht nodig, moet hiertoe een leidraad zijn.

Tekst: Karolien Langendries (PLUIMVEELOKET), Bénédicte Callens & Wannes Vanderhaeghen (AMCRA) - Figuren AMCRA - mei 2020