PLUIMVEELOKET

DUURZAME PLUIMVEEPRODUCTIE IN AL ZIJN FACETTEN

 

Duurzame pluimveeproductie: iedereen heeft er de mond van vol, maar wat is dat nu eigenlijk ‘duurzame pluimveeproductie’? Vraag het aan 10 mensen, en je zal 10 definities krijgen. Duurzaamheid omvat immers verschillende deelaspecten die soms zelfs tegenstrijdig kunnen zijn. WPSA België, WPSA Nederland en WVPA organiseerden er eind vorig jaar een druk bijgewoonde studiedag rond. Daarbij werd ook het publiek sterk betrokken, een aanpak die gesmaakt werd.

Nieuwe voorzitter

De studiedag werd bijgewoond door zo’n honderdtal personen, vooral afkomstig uit de Belgische en Nederlandse academische en industriële pluimveewereld. Thema’s als economische haalbaarheid, voeding & gezondheid, huisvesting & klimaat, verwachtingen van de retail en dierenwelzijn werden telkens ingeleid door een expert, waarna het publiek kon stemmen op bepaalde stellingen. Luc Goethals maakte van de gelegenheid gebruik om de voorzitterssjerp van WPSA België officieel door te geven aan Evelyne Delezie (pluimvee-expert aan het ILVO). Prof. emeritus Eddy Decuypere sprak het geheel aan elkaar.

Evelyne Delezie

Tijdens deze studiedag werd de voorzitterssjerp van WPSA België officieel doorgegeven van Luc Goethals naar Evelyne Delezie (ILVO)

Economische duurzaamheid

Wanneer men het vroeger had over duurzaamheid, dan werd al gauw de definitie van de drie P’s aangehaald: People (sociaal), Planet (ecologisch) en Profit (economisch). Volgens Xavier Gellynck (UGent) zou daar ook een 4e pijler aan toegevoegd moeten worden, nl. de overheid/wetgeving. Rendabiliteit zal volgens Gellynck altijd de basis vormen voor investeringen, maar het is de overheid die moet zorgen voor een stabiel kader waarin mensen effectief geneigd zullen zijn om die investeringen te doen.

Korte keten?

De eerste stelling luidde “België moet zich meer toespitsen op de korte keten / alternatieve concepten / niche markten”. 44% van de stemmers was niet akkoord, 37% wel. In de daaropvolgende discussie werd aangekaart dat elke pluimveehouder vrij is om in te stappen in het businessmodel dat hij zelf verkiest, maar dat hij van tevoren de mogelijke risico’s goed moet overwegen. Daarenboven zou al het vlees en/of de eieren die geïmporteerd worden aan dezelfde eisen moeten voldoen dan datgene wat hier geproduceerd wordt (level playing field).

Voeding en gezondheid

Logisch zou zijn dat de meeste grond gebruikt wordt voor humane voedselproductie. Reststromen hiervan kunnen aangewend worden in het veevoeder (circulair voedselsysteem), aldus René Kwakkel (WUR). Bij het inmengen van alternatieve eiwitbronnen moet ook rekening gehouden worden met de beschikbaarheid en de verteerbaarheid ervan. In een eerste stelling rond bio-voeder werd gesteld dat de regels voor bio-pluimveevoeders té strikt zijn en daardoor onrealistisch. 59% was akkoord t.o.v. 17% niet akkoord. Kwakkel vindt het doodzonde dat de bio-regels zó streng zijn, maar er zijn natuurlijk ook nog andere alternatieven die niet zo ver gaan.

stemming bio

Het publiek was akkoord met de stelling dat de eisen voor bio-voeders te streng zijn (zeker bij de tweede stemming op het einde van de dag). Er werd ook gewezen op het feit dat er nog alternatieven zijn die niet zo ver gaan als de bio-pluimveehouderij

Controle antibiotica?

In de categorie gezondheid kwam uiteraard ook het antibioticagebruik aan bod. Om dit verder te beperken, zou het verbruik strenger gecontroleerd moeten worden; zo luidde de stelling. 54% was akkoord en 27% niet. Volgens Kwakkel mag men ook niet té veel gaan beperken in antibiotica en moet het dierenwelzijn steeds gegarandeerd blijven. Eddy Decuypere (KUL) had het over 3 mogelijke gebruikswijzen van antibiotica, nl. preventief, curatief of accidenteel (bvb. doordat er nog een antibioticarest zat in bepaalde reststromen). Dat laatste moet absoluut vermeden worden dus is een grondige controle van de grondstoffen op dergelijke contaminanten volgens hem zeker gewenst.

Huisvesting en klimaat

Volgens Hilko Ellen (WUR) zijn het niet alleen de bouw van en de technieken in een stal die belangrijk zijn, maar ook de kunde van de pluimveehouder om zijn stal goed te managen (fingerspitzengefühl). 68% vond stalverrijking bij vleeskuikens niet overbodig (21% wel). Hilko Ellen vergeleek het met je eigen huis: “je woont er goed, maar het is toch nog leuker met Netflix erbij”. Bij dit thema kwamen ook de emissies aan bod waarbij duidelijk werd dat de meerderheid (59%) geloofde in het feit dat de stikstofemissies moeten aangepakt worden door een combinatie van zowel brongerichte als end-of-pipe technieken.

stemming stikstof

Sommige stellingen werden op het einde van de dag, na de discussies, nog eens opnieuw voorgelegd aan het publiek. Daaruit bleek dat veel mensen anders gingen stemmen zoals ook hier bij de stikstofemissies

Verwachtingen retail

Martine Onderdijk (2 Sisters Storteboom) haalde aan dat de retail vaak zware eisen opstelt en hier steeds verder in gaat (aanvankelijk extra eisen voor dierenwelzijn, CO2-footprint, maar nu ook eisen m.b.t. energie, waterverbruik,…). 64% van de stemmers was dan ook akkoord met de stelling “Retail stelt onrealistische eisen vanuit marketingstandpunt” (26% niet akkoord). Volgens Onderdijk is het duidelijk: “De klant mag vragen wat hij wil, maar het is het onderzoek dat zal aangeven welke eisen haalbaar zijn”.

Keuze consument?

Verder werd ook de stelling geponeerd “Consument moet zelf kunnen kiezen uit verschillende producten en het is niet aan de retail om deze keuze voor de consument te maken (bvb. reguliere kip)”. 76% tekende akkoord, 22% niet. Wanneer de consument echter kan kiezen, betekent dit een grotere onzekerheid voor de pluimveehouder. Er is immers een verschil tussen de burger en de consument: op papier is iedereen bereid meer geld uit te geven voor bvb. meer dierenwelzijn, maar in de winkel koopt men vaak alsnog het goedkoopste. De experts waren van mening dat de basiskennis rond landbouw vaak ontbreekt bij de burger en dat de afstand tot de primaire productie vaak zeer groot geworden is. Het onderwijs zou hierop moeten inspelen en de mensen opnieuw moeten laten beseffen vanwaar hun voedsel komt.

Dierenwelzijn

Tot slot had Stef Aerts (Odissee Hogeschool) het over de verschillende benaderingen m.b.t. dierenwelzijn. Voor sommigen zal het nooit genoeg zijn. 74% van de stemmers was aanvankelijk akkoord met de stelling “De pluimveehouder blijft de eindverantwoordelijke voor het welzijn van de dieren”. Maar geen eenvoudige stelling want de hele keten moet worden meegenomen. Soms zijn er dan bvb. botbreuken die te wijten kunnen zijn aan het vangen/laden, dus dan is die eindverantwoordelijkheid toch soms moeilijk toe te kennen.

Dialoog

Met de stelling “Dierenrechtenorganisaties en sector moeten meer samenwerken” was 74% akkoord en 16% niet akkoord. Er werd gezegd dat wanneer hun uitgangspunt is dat er geen dieren meer gehouden mogen worden, een discussie niet mogelijk is. Maar volgens Aerts is dat altijd het geval en kan men zich afvragen hoe ze dat doel zouden willen bereiken. Dialoog is vaak al een stap voorwaarts!

Besluit

Sommige stellingen werden hernomen op het einde van de dag; vele mensen bleken zich toch een mening gevormd te hebben waar ze aanvankelijk ‘geen mening’ stemden. Duurzaamheid is duidelijk een verzamelnaam. Een wijziging in een deelaspect kan gevolgen hebben in een ander domein. Belangrijk is om als pluimveehouder goede afspraken te maken. Ook de consument zou beter op de hoogte gebracht moeten worden van de inspanningen van de pluimveehouders en zou bereid moeten zijn om meer te betalen voor een product dat voldoet aan hogere eisen. Enkel dan kan duurzaamheid in al zijn facetten plaatsvinden.

Tekst: Karolien Langendries (Pluimveeloket) - Evelyne Delezie (ILVO)
Publicatiedatum: februari 2023